Van 16 januari tot 9 februari 2016 was ik in de Ashram. In oktober ben ik met pensioen gegaan als rector van een school.
Ik was al twee keer eerder in de Ashram als penningmeester van de SVA. Maar altijd op bezoek en niet werkend. Nu wilde ik iets anders (wat ik wilde wordt hieronder wel duidelijk). Na een altijd weer lange en vermoeiende reis werd ik als een vriend ontvangen in de Ashram. Het is gelukt: ik heb gewerkt in de school en meegedacht in de Ashram nadat ik bijgepraat was over het wel en wee. Hieronder vindt u thematisch gerangschikt een aantal observaties en overdenkingen.
- Gezondheid.
Alle kinderen maken het wel. Er zijn nu 105 kinderen in de ashram, Het aantal kinderen nam eerst af maar stijgt nu weer. Er was een afname omdat er meer families in staat zijn de kinderen op te vangen vanwege de toenemende welvaart, maar tegelijkertijd een stijging omdat de regering beleid voert om het aantal straatkinderen in de grote steden te beperken en ook omdat de overheid steeds meer gaat letten op de kwaliteit van de tehuizen waar kinderen opgevangen worden. Soms worden huizen ook gesloten. Hierdoor stijgt de het aanbod van kinderen aan de ashram weer. De problematiek waarmee de kinderen binnen komen wordt zwaarder en er vinden ook veel wisselingen plaats. Ik sprak er met een Indiase psychiater die zeer lovend was over de kwaliteit van de opvang in de ashram. De structuur van de ashram, met afzonderlijke huizen waar een groep kinderen begeleid wordt door een moeder, werkt goed; ook de rustige omgeving draagt bij aan kwalitatief goede opvang. Ondanks de zich wijzigende omstandigheden is het werk van de ashram nog steeds uniek en nodig. Wanneer je er bent en je ziet al die glanzende oogjes van kinderen die het erg moeilijk (gehad) hebben, word je weer gesterkt in het besef van het nut van het werk van alle mensen die zich bekommeren om de ashram. Maar er zijn grote problemen…..
- Nood.
Ik heb twee officiële vergaderingen van de staf meegemaakt. De eerste keer op 26 januari, hetgeen resulteerde in een noodkreet aan het bestuur van de SVA in Nederland, en de tweede keer de avond voordat ik vertrok. Waarom de noodkreet? Omdat op 16 januari al het geld op was. De salarissen konden niet meer betaald worden en het eten werd gekocht op de pof. Bovendien werd er bezuinigd op alles waarop bezuinigd kon worden: kleding, linzen, zeep. De ashram is er nog niet in geslaagd de vermindering van inkomsten ten gevolge van het stoppen van de donaties van Emmaus France op te vangen. Daardoor ontstaan acute problemen. De staf vroeg of de SVA bereid was eerder te doneren, of het geld dat normaal in april wordt overgemaakt nu al gegeven kon worden. En dat hebben we na enig overleg gedaan: de SVA doneerde reeds eind januari 5000 € aan de ashram voor de kosten van levensonderhoud van de kinderen. Voor alle duidelijkheid: de ashram en de school worden gefinancierd met donaties door stichtingen uit Denemarken, Canada en Nederland. Twee jaar geleden stond in dit rijtje ook nog de stichting uit Frankrijk. Echter deze grote stichting heeft de aandacht verlegd naar kortlopende projecten en daardoor mist de ashram ongeveer een kwart van zijn inkomsten. Naast de buitenlandse donateurs draagt ook de Indiase overheid een klein steentje bij en zijn er ook mensen uit India zelf die een bijdrage leveren. Al met al zijn echter de inkomsten gedaald (en de kosten gestegen) en is men naarstig op zoek naar activiteiten waarmee men geld kan verdienen. De twee boerderijen leveren niet genoeg op en men denkt nu aan weer andere activiteiten bv. het ontwikkelen van een huis in Kanyakumari tot een guesthouse en het exploiteren van een benzinestation aan de snelweg die sinds enige jaren in de buurt loopt. Maar daarvoor zijn investeringen nodig die men niet kan financieren…..
- De gebouwen.
Behalve het jongenshuis in Alamelupuram (net geschilderd na een donatie door een diaconie in Naaldwijk) en de prachtige nieuwe potten en pannen geschonken door het Stedelijk Gymnasium in Leiden ziet het er allemaal slecht uit. Er is veel achterstallig onderhoud in hang- en sluitwerk, schilderwerk en sanitair. Het apparaat dat het water zuivert is kapot en wordt niet gemaakt bij gebrek aan financiën.
- De landbouw.
Op het terrein van de ashram zelf wordt aardig wat landbouw bedreven want er is op dit moment water genoeg (de scholen zijn drie weken lang gesloten geweest vanwege zware regenval). Er worden bananen verbouwd en een soort kleine aubergines. Buiten het hoofdterrein van de ashram zijn er twee boerderijen: Emmausfarm en Berryfarm. Emmausfarm lijkt goed te lopen. Ik ben er niet geweest maar ik heb wel wat meegekregen over moeilijkheden bij de oogst van kokosnoten (de arbeiders namen de kokosnoten mee naar huis) en over de verkoop van mango’s aan de boom (advertentie in de krant waar enorm veel reacties op kwamen). Verder hebben ze last van wilde dieren en missen ze nog een stuk “solar fence”, een afrastering met schrikdraad op zonne-energie (een zijde van het vierkant). Berryfarm is een geval apart. Ik ben er geweest en het zag er heel goed uit. De oude bomen hadden weliswaar bruine bladeren (niet op tijd gespoten met insecticiden omdat er geen geld meer was) maar de kokospalmen en jonge mangobomen werden door een zichtbaar toegewijde boer gekoesterd. Er werd geploegd toen ik er was. Er was voldoende water. Er is flink geïnvesteerd na een “grant” van Grundfoss (een Deens bedrijf), ten behoeve van fase 1 van een veelomvattend plan voor intensivering van de landbouw op Berryfarm. Hiermee zijn extra boorputten, extra regenwateropslag, een solar system voor een pomp, een tractor en de aanplant van 430 nieuwe mangobomen gerealiseerd. Grundfoss heeft zich echter teruggetrokken voor de volgende fase van dit plan omdat bij nader inzien de grond toch te droog zou zijn, omdat ze te afhankelijk zijn van steeds duurder wordende seizoenarbeiders die van buiten moeten worden ingehuurd en omdat er niet genoeg ervaring met grootschalige fruitproductie zou zijn op de ashram.
- De school
5.1. De ontvangst in de school was warm maar het kostte toch een tijdje voordat we een vorm hadden gevonden voor mijn werk. Ik had het idee om na mijn pensionering iets bij te dragen aan de verbetering van de kwaliteit van de school. En dan staat daar ineens zo’n buitenstaander (ook nog penningmeester van een donororganisatie). Ik had het idee opgevat iets bij te dragen aan het beter functioneren van het practicumlokaal. Maar toen ik kwam bleek er vooral een gebrek te zijn aan meubilair en spullen voor het practicum, en bij gebrek aan geld kon ik daar niet zoveel betekenen. En dus heb ik scheikundelessen gegeven en heb vooral docenten gecoacht.
5.2. Eerst de kale gegevens. Omvang: 263 leerlingen verdeeld over 14 klassen (ook uit de omgeving van de school komen veel kinderen). De school kende tot nu toe 10 lagen/studiejaren. De aanvraag van de school om uit te groeien tot een school waar leerlingen tot en met het twaalfde studiejaar kunnen blijven is gehonoreerd. Dat betekent dat de school nu kan opleiden tot en met de twaalfde klas (“grade XII”), waarna de leerlingen na hun examen kunnen doorstromen naar de universiteit. Dat betekent wel dat er lokalen bij moeten komen. De Deense stichting ACA heeft geld beschikbaar gesteld voor twee lokalen. Voor een derde lokaal wordt nog een donor gezocht. De school omvat dus nu twaalf leerjaren: na het tiende en het twaalfde jaar is er een examen. Het centrale examen is gebaseerd op een door de overheid vastgesteld curriculum van de verschillende vakken: tot en met het tiende leerjaar worden Hindi, Tamil, Engels, wiskunde, geschiedenis/maatschappijleer en “science” gedoceerd. Na het tiende leerjaar wordt science verdeeld in de vakken natuurkunde, scheikunde en biologie. De boeken (slechts een uitgever!) zien er goed uit en zijn inhoudelijk te vergelijken met de vakken in Nederland.
5.3. De didactiek. Bijna dagelijks stonden er artikelen in de Indiase krant waarin gewezen werd op de problemen in het onderwijs. Hoofdprobleem is dat in India de docenten zich erg richten op reproductie van kennis en dat het begrip voor de stof soms ontbreekt. Kinderen weten wel een heleboel maar begrijpen niet zo goed wat ze weten, laat staan dat ze die kennis ook toe kunnen passen. De eerste week heb ik voornamelijk geobserveerd en rondgekeken. Daarna: wat ik gedaan heb is docenten helpen zich juist op dat begrijpen te richten. Door heel voorzichtig vragen te stellen bij hun lessen: waarom zoveel hardop herhalen als je nog niet weet of de leerlingen de stof snappen, waarom zo boos naar leerlingen, waarom alles eerst voordoen, waarom niet kinderen helpen i.p.v. bestraffend toespreken als ze niet binnen de kortste tijd een goed antwoord geven? Wat gebeurde was dat docenten ontzettend blij werden van deze vragen. Het leek wel of ze zich voor het eerst realiseerden waarvoor ze voor de klas stonden i.p.v. dat ze automatisch de vorm kozen waaronder ze zelf ook jaren geleden hadden. Met ongeveer vijf docenten heb ik geoefend met een voor hen andere manier van lesgeven.
5.4. De kinderen. De kinderen zijn ontzettend leergierig en ijverig en kunnen heel goed dingen uit hun hoofd leren. Daarin waren vooral de meisjes het meest succesvol. Ook met de kinderen gebeurde wat wanneer een docent eerst aan hen de oplossing voor een probleem vroeg i.p.v. dat de docent de oplossing eerst gaf. Verwonderde blikken, wat nu? En voor de rest verschillen de kinderen niet zoveel van Nederlandse kinderen: veel beweging, veel gelach als het even kan, voetballen is leuker dan leren.
5.5. De omstandigheden. Het was niet gemakkelijk. Het is warm en de lokalen zijn weliswaar open maar het lawaai van de harde wind eiste extra concentratie. Het meubilair is slecht en hard aan vervanging toe en het bord moet opgeknapt worden. Voor de rest zijn er heel weinig hulpmiddelen. Het is onderwijs met een bord en een krijtje. Ook hier zijn investeringen nodig en is er heel weinig geld, ook niet voor de salarissen van de docenten. Het verloop onder hen is dan ook groot en dat komt de kwaliteit van het onderwijs niet altijd ten goede. Tenslotte: ook hier geldt, net als voor de ashram, dat de school in een duidelijke behoefte voorziet. Maar o, wat hebben ze het moeilijk en wat zou het fijn zijn als er nog een donor bijkwam. Vanzelfsprekend roep ik iedereen op bij te dragen aan de voortzetting van het werk in de school en de ashram. Ze zijn het waard! Amstelveen, maart 2016
Published by